Wat is een stol?!
Een stol is een luxe brood. Hoofdbestanddelen zijn deeg, rozijnen en amandelspijs. Van oorsprong is het een vruchtbaarheidssymbool. Ze worden vooral in Nederland en Duitsland gegeten, maar mede dankzij de verkoop ervan door de supermarkten is een stol dit ook in de buurlanden ingeburgerd geraakt.
Zowel de term alsmede de broodsoort zelf is Duits van oorsprong. De vroegste schriftelijke vermelding in Nederland betreft een zogenoemde Thüringer Weihnachtsstollen in een ‘Leeuwarder Courant’ van 1890, waarna de Nederlandse versie in een ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’ uit 1929 als Kerststol verschijnt. Het Duitse woord Stollen werd in het Nederlands opgevat als een meervoudsvorm, dus in Nederland werd het een stol genoemd. Een kerststol.
Zelf ken ik het al van kinds af aan. De enige dagen per jaar dat de stol op tafel kwam was met Kerstmis. Iets bijzonders dat echt bij deze feestdagen hoorde. Een feestelijk brood dat met het bijgeleverde zakje poedersuiker nog feestelijker werd. ‘Brood met sneeuw’ noemden wij kinderen het. We keken er naar uit. Smullen was het, elk jaar opnieuw. En onze stol kwam niet uit de supermarkt, maar van de plaatselijke bakker.
Ik heb geen flauw idee wanneer diezelfde stol ineens ook met Pasen in de winkels lag. Stiekem verdacht ik de supermarkten ervan dat de overgebleven kerststollen ‘omgesmolten’ en in een nieuwe zak waren gedaan. Want een jaar in de vriezer bewaren leek me echt te lang. De smaak was gelijk aan die van de kerststol. Alleen het zakje poedersuiker ontbrak. Logisch, sneeuw hoort bij de winter.
Om de periode van verkoop wat te rekken kwamen er proefstolletjes. Kleine eenpersoonsstollen die mensen moest verleiden wat weken later een hele te kopen. Of gewoon om te profiteren van een hogere verkoop. De paaseitjes, kruidnoten en andere seizoensproducten liggen immers steeds eerder in de schappen. Om de boot niet te missen moet de plaatselijke middenstand meedoen. Of ze nou willen of niet.
Enkele jaren later was er ook ineens een Pinksterstol. De smaak weer onveranderd en ook ditmaal zonder zakje poedersuiker. Het was op dat moment dat ik eigenlijk een beetje een hekel aan de stol kreeg. Dat die zich zo liet misbruiken door de commercie. Ik kocht er dan ook geen meer. Beetje rare motivatie want wat kan die stol er aan doen? Maar het stuitte mij tegen de borst. Tegenwoordig is alles een rond jaar door te krijgen, witte asperges uitgezonderd. Daarvoor in de plaats is men groene asperges gaan promoten. Die er wel het hele jaar door zijn. Zo jammer. Het speciale van zo’n product verdwijnt. Aardbeien horen bij de zomer, mandarijnen bij de herfst, asperges in mei en juni. En zo kan ik er nog wat bedenken.
Enkele weken geleden zag ik tot mijn grote verbazing een Sinterklaasstol in mijn supermarkt liggen. Maar … dit keer wel een nieuw ingrediënt. Niets minder dan speculaaskruiden. Maar, mijn eigen belofte om nooit meer een stol te kopen indachtig, liep ik dan ook aan de Sinterklaasstol voorbij.
Een dag later logeerde oudste kleinzoon bij me. Samen boodschappen doen, ja gezellig.
‘Hé oma, Sinterklaasstol. Zullen we dat proeven?’
En zeg dan maar eens nee. Een Sinterklaasstol in de winkelwagen dus. Jaren geleden dat er überhaupt een stol in mijn karretje lag.
Thuisgekomen moest de stol meteen worden uitgeprobeerd. Met een kopje koffie. En ik moet zeggen, hij was erg lekker. Heel anders dan de kerst-, paas- en pinkerstol. Misschien, heel misschien, wordt dit wel een nieuwe jaarlijkse traditie.